Toerisme Mol logo

’t Feynends Heike

Onder invloed van mens en dier ontstonden in de Kempen uitgestrekte heidevelden. Het grootste areaal heide zal men in de 18de- 19de eeuw bereiken. Dat moet hier zo'n 2/3 van het grondoppervlak geweest zijn. De Kempense landbouweconomie was er afhankelijk van geworden. Schapen begraasden de heiden en hielden ze mee in stand. Ze leverden de heikeuters huiden, melk, vlees en wol. Voornaam gegeven was de mest die zij produceerden.

In de potstal werd de mest samen met geplagde heidestruiken opgeslagen. In het voorjaar had men dan wat mest om de schrale akkers van de noodzakelijke mineralen te voorzien. Toen de vraag naar inlandse wol afnam, de aanleg van kanalen mineraalrijk water bracht, spoor en andere wegen werden aangelegd, kwam de heide onder druk te staan. De ware doodsteek voor de heidegebieden was echter de ontdekking van de Kempense steenkoollagen (1901). Er ontstond een grote vraag naar mijnhout. Duizenden hectaren heide werden met naaldbomen beplant. Andere heidegebieden werden landbouwgebied, fabrieksterreinen en recreatieplaatsen.

In de bossen tussen de Oude Bleken in Millegem en Gooreersels in Achterbos lag nog een vergeten stukje verboste heide. In 1988 namen enkele leden van natuurvereniging De Gagel het initiatief om dit laatste stukje in zijn oude glorie te herstellen. Elk jaar in de winter ging men aan de slag. Er werd gezaagd, gekapt, geplagd, gemaaid... Op een zeker moment werden de Kempense heideschapen van vzw Kemp ingeschakeld om tot het vooropgestelde resultaat te komen. In 2013, na 25 jaar zwoegen, was het zover: de Gagelaars konden met een mooi stukje purper pronken tussen het overwegend groen van de naaldbomen. 

Contactgegevens

Tussen Zelm en Oude Bleken
naar top